De uitgaven van de collectieve sector in Nederland in 2012 waren € 288 miljard. Dit is maar liefst 40% van het nationaal inkomen.
1 |
Maak het bovenstaande schema af door de juiste woorden te kiezen. Doe het zo: Kies uit:
|
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | |
---|---|---|---|---|
Collectieve uitgaven in % van het nationaal inkomen |
37,7% | 38,7% | 39% | 40% |
2 |
In de inleiding kun je lezen dat in 2012 de collectieve uitgaven € 288 miljard waren. |
De collectieve uitgaven zijn de uitgaven van de collectieve sector.
3 |
Gegeven zijn de volgende beweringen.
|
Naast de collectieve sector kennen we ook de particuliere sector.
4 |
Er is een verschil tussen bedrijven in de particuliere sector en bedrijven in de collectieve sector.
|
De overheid wil de collectieve uitgaven verlagen. Een mogelijkheid is daarvoor privatisering, dat wil zeggen dat bijvoorbeeld de eigendom van de drinkwaterbedrijven overgaat van de overheid naar de particuliere sector.
5 |
Stel dat de overheid ervoor zou kiezen om de markt van drinkwater te privatiseren. Een gevolg van de privatisering kan zijn dat de prijs van het drinkwater gaat stijgen. |
6 |
De prijs van het drinkwater zou echter ook kunnen dalen als de drinkwatervoorziening wordt geprivatiseerd. |
1 |
(1) = instellingen voor de sociale zekerheid |
2 |
€ 288 mld / 40 × 100 = € 720 mld |
3 |
C |
4 |
D |
5 |
Voorbeelden van een goed antwoord zijn:
|
6 |
Door de privatisering kan er concurrentie komen. Door te concurreren kunnen de prijzen gaan dalen. |