De Nederlandse economie heeft al enkele jaren structurele problemen, waaronder de schuld van de overheid. De eurolanden hebben in het Verdrag van Maastricht afgesproken dat de staatsschuld in principe niet hoger mag zijn dan 60 procent van het bruto binnenlands product en dat het overheidstekort niet hoger mag zijn dan 3 procent van het bruto binnenlands product.

informatiebron 1: schuld en tekort van Nederland in procenten van het bbp (bruto binnenlands product)

herexamen2015_staatsschuld

Gebruik informatiebron 1.

1

In welke jaren was zowel de schuld hoger dan toegestaan als het tekort hoger dan toegestaan?

  1. in 2006, in 2007 én in 2008
  2. in 2008, in 2009 én in 2010
  3. in 2010, in 2011 én in 2012
  4. in 2011, in 2012 én in 2013

Sacha en Robin, twee vmbo-leerlingen, onderzoeken voor hun sectorwerkstuk de troonrede. In de troonrede staat dat de regering de economische groei wil stimuleren en de staatsschuld wil terugdringen.
Sacha is het met het laatste eens, want anders kan de jongere generatie in de toekomst de dupe worden van de staatsschuld.

2

Verklaar dat de jongere generatie in de toekomst de dupe kan worden van de staatsschuld.

Over de staatsschuld moet rente betaald worden. Het rentepercentage is op dit moment laag. Bij een rentestijging zullen de rentelasten steeds zwaarder op de begroting gaan drukken.

3

Het gemiddelde rentepercentage over de staatsschuld is nu 2,5%. De rentelasten bedragen nu € 10,1 mld.
⇒ Bereken hoeveel de staatsschuld bedraagt. Schrijf je berekening op.

“Hoe komt het dat wij zo diep in de schulden zitten?”, vraagt Sacha. Robin herinnert haar aan de lessen economie. Begin van de 21ste eeuw was er grote werkloosheid in Europa. Een econoom adviseerde toen de overheid in de economie te investeren, desnoods met geleend geld.

4

De overheid kan met behulp van investeringen, bijvoorbeeld de bouw van een brug, de staatsschuld verlagen.
Hieronder staan 3 verschijnselen:

  1. belastingafdrachten stijgen
  2. omzet stijgt
  3. vraag naar goederen stijgt

Zet de verschijnselen in een zodanige volgorde dat een logische gedachtegang ontstaat.

  1. overheidsinvesteringen → 1 → 2 → 3 → staatsschuld verlagen
  2. overheidsinvesteringen → 2 → 1 → 3 → staatsschuld verlagen
  3. overheidsinvesteringen → 3 → 2 → 1 → staatsschuld verlagen
5

Het begrotingstekort van de overheid wordt beïnvloed door de economische groei. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat door economische groei het begrotingstekort zal dalen (een kleiner tekort).
Hieronder staan 3 verschijnselen

  1. minder uitkeringen
  2. werkgelegenheid stijgt
  3. werkloosheid daalt

Zet de verschijnselen in een zodanige volgorde dat een logische gedachtegang ontstaat.

  1. economische groei → 1 → 2 → 3 → begrotingstekort daalt
  2. economische groei → 1 → 3 → 2 → begrotingstekort daalt
  3. economische groei → 2 → 1 → 3 → begrotingstekort daalt
  4. economische groei → 2 → 3 → 1 → begrotingstekort daalt
  5. economische groei → 3 → 1 → 2 → begrotingstekort daalt
  6. economische groei → 3 → 2 → 1 → begrotingstekort daalt

Volgens Robin moet de overheid maar gaan bezuinigen. “Ja”, zegt Sacha, “dan kan er daardoor weer economische groei ontstaan.”

6

Vul bij de getallen de juiste woorden in.
Kies uit:

(1) verlagen/verhogen
(2) meer/minder,
(3) afgenomen/toegenomen
(4) meer/minder

Doe het zo:
Noteer de getallen (1), (2), (3) en (4) op je antwoordblad.

Door te bezuinigen geeft de overheid minder geld uit. Hierdoor kan de overheid de belastingen …(1)… . Hierdoor kunnen de mensen …(2)… besteden. De …(3)… bestedingen leiden tot …(4)… productie en werkgelegenheid. Hierdoor ontstaat weer economische groei.

1

C

2

De volgende generatie moet in de toekomst (via belastingafdrachten) de schuld alsnog aflossen (en rente betalen).

3

€ 10.100.000.000 × 100 / 2,5 = € 404.000.000.000

4

C

5

D

6

(1) verlagen
(2) meer
(3) toegenomen
(4) meer