uit een krant:
Waar dat mogelijk is, eist vakcentrale CNV komend jaar bij cao-onderhandelingen 3,5% loonsverhoging. Een redelijke eis, aldus de voorzitter. |
1 |
Een werkgever wil meestal de lonen zo laag mogelijk houden. Op een krappe arbeidsmarkt zullen werkgevers eerder bereid zijn hogere lonen te betalen.
|
2 |
Boas werkt bij een exportbedrijf en Hanna bij een supermarkt. Ze wonen sinds een jaar samen. Boas verwacht dat de lonen in zijn bedrijf gaan stijgen. Dat kan gevolgen hebben voor de internationale concurrentiepositie van zijn bedrijf. Hieronder staan drie economische verschijnselen:
In welke regel staan deze verschijnselen zo, dat een logische gedachtegang ontstaat?
|
“Met onze supermarkt hebben we niet veel te maken met de internationale concurrentiepositie”, zegt Hanna. “Toch is de hoogte van de lonen ook voor de supermarkt erg belangrijk. Mijn bedrijfsleider wil graag jonge werknemers. Kijk maar eens naar de leeftijdsopbouw van de werknemers van onze supermarkt.”
Leeftijd | Aantal |
---|---|
tot en met 20 jaar 21 | 21 |
van 21 tot en met 30 jaar 3 | 3 |
van 31 tot en met 40 jaar 2 | 2 |
van 41 tot en met 50 jaar 1 | 1 |
51 jaar en ouder 1 | 1 |
3 |
Bereken hoeveel procent van de werknemers van de supermarkt van Hanna jonger is dan 21 jaar. Schrijf je berekening op. |
Hanna zegt dat er in Nederland een ‘supermarktoorlog’ aan de gang is.
Mede door deze prijzenoorlog worden oudere werknemers vervangen door jongere werknemers. Hierdoor kan de arbeidsproductiviteit veranderen.
4 |
Volgens Hanna kan door het vervangen van oudere werknemers door jongere werknemers de arbeidsproductiviteit gaan stijgen. Boas is het daar niet mee eens: “Volgens mij zal de arbeidsproductiviteit juist gaan dalen, als je ouderen vervangt door jongeren.” |
5 |
Jonger personeel en minder personeel zijn manieren voor de supermarkt om te besparen op de loonkosten. |
6 |
Volgens Hanna zullen ook de leveranciers aan de supermarkten getroffen worden door de supermarktoorlog. |
1 |
B |
2 |
C |
3 |
Voorbeeld van een juiste berekening: 21/28 × 100% = 75% |
4 |
Voorbeelden van een juist argument voor de mening van Hanna:
Voorbeelden van een juist argument voor de mening van Boas:
|
5 |
De brutowinst is het verschil tussen de verkoopwaarde (omzet) en de inkoopwaarde. (De loonkosten hebben daar geen invloed op.) |
6 |
Voorbeelden van goede antwoorden:
|