Gerard Jongkind is algemeen directeur van koek- en banketfabriek Bokkenpoot bv in het noorden van het land. Bokkenpoot bv heeft zich toegelegd op de productie van dertig soorten koeken.
Gerard heeft overleg gehad met financieel directeur Jelle Heideman. Uit de cijfers bleek dat bepaalde producten minder goed lopen dan verwacht.

informatiebron 1: overzicht met betrekking tot de slecht lopende koeken van de afgelopen maand

  stroopwafel pindakoek
omzet € 50.000 € 28.000
afzet in stuks 100.000 35.000
grondstofkosten € 8.000 € 4.250
loonkosten € 20.000 € 13.000
overige kosten € 12.000 € 2.000
aantal machines 2 3
aantal werknemers 4 3

Gebruik informatiebron 1.

1

Gerard is van mening dat slecht lopende producten uit het assortiment gehaald moeten worden en dat daarvoor in de plaats nieuwe producten moeten komen. Hij vindt dat de koek met de laagste nettowinst per koek uit het assortiment moet. Dat is de stroopwafel.
⇒ Bereken de nettowinst per stroopwafel. Schrijf je berekening op.

2

Jelle is van mening dat ze de stroopwafels niet zomaar uit het assortiment moeten verwijderen omdat ze de laagste nettowinst per koek hebben.
⇒ Geef een argument om de stroopwafel niet uit het assortiment te verwijderen.

3

Als je kijkt naar de kosten van de productie van de verschillende koeken, dan vormen de loonkosten een groot deel van de kosten. Daarom is het ook belangrijk dat er gekeken wordt naar de arbeidsproductiviteit bij de productie van de verschillende koeken.
Wat wordt verstaan onder de maandelijkse arbeidsproductiviteit?

  1. de productie per werknemer per maand
  2. de productie van alle werknemers per maand
  3. de totale productie per maand
  4. de totale productie per maand van alle werknemers

Gebruik informatiebron 1.

4

De productie is gelijk geweest aan de afzet.
⇒ Bereken de gemiddelde arbeidsproductiviteit in de afgelopen maand bij de productie van de pindakoeken.
Schrijf je berekening op.

Gerard en Jelle overwegen om het assortiment aan te passen, zodat er meer verkocht wordt. Ze komen de afbeelding tegen die in informatiebron 4 staat.

informatiebron 2: marktverwachtingen voedings- en genotsmiddelen

herexamen2013_marktverwachting

 – = krimp; o = geen groei; o/+ = geen of lichte groei; ++ = forse groei

Gebruik informatiebron 2.

5

Gerard zegt: “Als we de afbeelding goed bekijken en de markt goed willen volgen dan moeten we ons richten op producten die ‘gemakkelijk en lekker in de handtas’ meegenomen kunnen worden.”
⇒ Wat zijn de kenmerken van deze producten?

Doe het zo: vul op de open plekken de juiste woorden in. Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.

Bij deze producten is de tijdsduur tussen kopen en eten in verhouding …(1)… (kort; lang) en de prijs is in verhouding …(2)… .(hoog; laag)

Gebruik informatiebron 2.

6

Uit de figuur blijkt dat de groei vooral te verwachten is bij producten die in de tas meegenomen kunnen worden voor onderweg. Gerard en Jelle willen hierop inspelen.
⇒ Noem een mogelijkheid voor Gerard en Jelle om hun stroopwafels aan te passen aan deze verwachting.

1

Verkoopprijs: € 50.000 / 100.000 = € 0,50
Kosten: (€ 8.000+ € 20.000+ € 12.000) / 100.000 = € 0,40
Nettowinst = € 0,50 – € 0,40 = € 0,10

of

Omzet min kosten = € 50.000 – € 40.000 = € 10.000
Nettowinst per stroopwafel: € 10.000 / 100.000 = € 0,10

2

Voorbeelden van een goed antwoord zijn:

  • De stroopwafel draagt bij aan de totale winst.
  • Zo houdt men een breed assortiment.
3

A

4

35.000 : 3 = 11.667 koeken

of

€ 28.000 : 3 = € 9.333,33

Opmerkingen: een andere juiste manier van afronden wordt niet fout gerekend.

5

(1) = kort
(2) = hoog

6

Ze kunnen de stroopwafels apart verpakken zodat ze makkelijk mee te nemen zijn.